De opleiding bestaat uit drie leerjaren waarin je zowel theorie leert als praktijkervaring opdoet. "In het eerste jaar leer je de basis en bezoek je agrarische bedrijven om te zien hoe het er in de praktijk aan toe gaat," zegt Daan. Het eerste jaar is een goed vervolg op de ‘middelbare school’, met veel theorie.
Het tweede jaar richt zich meer op akkerbouw, gewasbescherming, bodemkunde en techniek. Verder doe je in dit jaar veel agrarische bedrijfsbezoeken, bijvoorbeeld bij bedrijven als Waterman Onions, Agrico en Tolsma Grisnich. "We leerden van alles over uienverwerking, aardappelbewaring en gewassen telen," vertelt Jorrit. "We bezochten bijvoorbeeld Tolsma Grisnich in Emmeloord, een bedrijf dat zich richt op de bouw van (koel)bewaringen. Daar leerden we veel over de techniek achter bewaartechnieken."
In het tweede jaar werkten we aan een project genaamd SLO, waarbij twee MBO-studenten samenwerkten met één HBO-student. We kregen een vraagstuk van een bedrijf dat we moesten oplossen. Het was leerzaam, omdat we zelf de beste oplossing moesten bedenken en uitwerken. We werkten samen met een HAS-student, die ons hielp met het schrijven van het verslag. Dit project was waardevol, omdat HAS-studenten ook veel van MBO-studenten kunnen leren, bijvoorbeeld hoe je praktische vraagstukken efficiënt aanpakt.